donderdag 31 mei 2012

Terugblik


Nu ik enkele weken al niet meer in Budapest woon, kan ik eindelijk terugblikken op mijn tijd in Hongarije. Ik besef dat deze blog tekortschoot in zijn originele opzet en te weinig rechtstreeks mijn Hongaarse integratie versloeg. Ik stond er dan ook te veel middenin. Maar nu ik opnieuw voor een integratie sta, ditmaal in Finland, voel ik de drang om dit hoofdstuk van twintig maanden Hongarije voor mezelf een plaats te geven. Misschien kan ik dan ook beter inschatten waar ik voor sta.

Jaren geleden, op een zwoele zomeravond, werd een 19-jarige ik overrompeld door Béla Tarrs Hongaarse zwart-witfilm ‘Werckmeister Harmoniàk’. Ik kwam trillend de cinemazaal uit. Een jaar later leerde ik de films van de al even Hongaarse Kornél Mundruczo kennen, die me ook flink dooreenschudden. Die films hebben iets in mij in beweging gezet, dat ervoor zorgde dat ik op 17 juli 2010 naar Budapest kwam gelift en naar een baan in de Hongaarse filmindustrie kwam zoeken. Ik volgde een zomercursus Hongaars aan het Balassi Bàlint Instituut, waar ik een enthousiaste modelleerling was. Ik keerde terug naar België en kwam op 4 september met mijn stiefvader naar Hongarije gereden met een camionette waarin al mijn spullen zaten. Om te blijven. Om dat Hongaarse varkentje te wassen. Om als een spons alles op te zuigen, me als filmmaker en als persoon door deze cultuur te laten beïnvloeden. En wie weet, Hongaarse films te maken.

Is dat gelukt? Ben ik rijker geworden in mijn culturele scala, ben ik deel gaan uitmaken van de Hongaarse samenleving; voel ik inmiddels een Hongaarse ziel in mijn borst, Hongaars bloed door mijn aad’ren? En wat levert dat op? Ik wil mezelf tot een antwoord dwingen.


Er bestaat zo’n grafiek die weergeeft welke fases van integratie een inwijkeling doorloopt[1]. Enorm interessant om de balans op te maken achteraf. Beetje deprimerend ook, die predestinatie. Voor mij bestond de eerste fase in mijn integratie uit een razende overgave aan de nieuwe cultuur. Misschien bewees die niet alleen mijn passie voor Hongarije, maar ook hoe erg ik gewoon weg moest uit mijn comfort zone. Ik oefende mijn Hongaars met knappe studentes Nederlands[2] door twee koffies met hen te gaan drinken: tijdens de eerste koffie Nederlands praten, tijdens de tweede Hongaars. Ik ging mezelf voorstellen als ‘Jeromos’, of met m’n bijnaam ‘Kismagyar’ (kleine Hongaar). Ik leek sterk op weg om al die integratiefases over te slaan en bij aanvang een enthousiaste totaalomarmer van de Hongaarse cultuur te worden.

Ik vond een appartement, nieuwe vrienden, en toen, helaas, ook twee slechte werkervaringen. Mijn professionele ambitie was vernielzuchtig gebleken en had daardoor een serieuze deuk gekregen. Rond de kerstperiode keerde ik weer naar België en toen crashte ik. Ik voelde die cultuur weer. Die cultuur waaruit ik ontsproten was, waarin ik weet hoe je een bruin gesneden brood bestelt, waarin je ondanks alles toch thuishoort. Dit was de cultuurshock. Hij kwam pas toen ik terugging naar België, geniepig ding. Een cultuurshock is dus niet alleen de shock van een andere cultuur te ervaren, besefte ik, maar ook de shock van te beseffen hoezeer je eigen cultuur in je vel gekoekt zit, als een onontkoombaar stichtend deel van je identiteit.

Wat een cultuurverschil precies inhoudt en wat nu de gemeenschappelijke deler is tussen al die prachtige en minder prachtige mensen in Hongarije, valt niet uit te leggen. Daar zou ik veel te lang over moeten nadenken en dat kan toch nooit echt bij een buitenstaander binnenkomen. Het zijn zulke subtiele verschillen in logica, houding, samenzijn, wil, nood; een cultuur is een grillige, onvoorspelbare samenloop van haar eigen geschiedenis. De Hongaarse geschiedenis is behoorlijk fucked-up, misschien zegt dat iets over de huidige Hongaar. Ze jammeren daar ook graag over, en/of zien ‘de ander’ snel als vijand daardoor, en moeten dus terugvallen op hun trotse chauvinisme (waar al te vaak misbruik van wordt gemaakt in de politiek, en als een perpetuum mobile voor een nieuw fucked-up hoofdstuk in de Hongaarse geschiedenis zorgt). Maar de trots op hun cultuur houdt prachtige dingen in stand. Niet alleen volksgebruiken, maar ook warmte, solidariteit, gastvrijheid, kennis/besef van hun plaats in de geschiedenis, waardering voor de dingen. Een nationale trots kan een prachtig ding zijn, ontdekte ik. Als Belg voelde ik me daar haast identiteitsloos bij worden, of toch veel te onwetend over mijn eigen cultuur, te ondiep geworteld.

Terug in Budapest. Kroegentochten en nachtjes door. Zwerven doorheen de straten en marginale cafeetjes leren waarderen om hun jukebox. Warme wijn en frisse pintjes. Ik kwam in geldnood en begon een online job als ondertitelaar (doe ik nog steeds trouwens). Zodra de lente zijn intrede deed, begon ik ook te werken als fietsgids voor Nederlandse en Vlaamse toeristen bij Budabike, een baan waarin ik mijn liefde voor Budapest met anderen kon delen en waar ik altijd van genoten heb. Mijn bazen waren erg flexibel. Ik maakte de fietstoeren zo lang of zo kort als ik wilde, de route mocht ik steeds aanpassen.

Lente begint vroeg en zomers zijn heet in Hongarije. Het leven in Hongarije werd steeds heerlijker. Mihàly leerde me de ziel van Hongarije steeds beter kennen. Dansen in zijn woonkamer op de tonen van oude Hongaarse rock en folk, samen met nieuwe mensen om ons heen, dat gebeurde vaak. Zwemmen in het meer van Omsk, uitstap naar Vàc of Szeged, kolbàsz met bietensla, véél schitterende concertervaringen. Met Samuel bleven de nachtjes door voortduren, ging ik steeds vaker op tafels dansen in bar Akàcfa met vrienden voor één nacht, gaf ik samen een filmworkshop aan de studenten Nederlandistiek van Kàroli[3] en begon ik professioneel samen te werken. Ik maakte vrienden voor het leven.

Niet veel later kwam de drang om films te maken in Hongarije weer de kop opsteken. Ik denk dat Budapest Backwards voor mij ook een keermoment was – niet alleen wat mijn Hongaarse integratie betrof, maar ook op professioneel vlak. Ik kreeg de deuk ermee uit mijn professionele ambitie geblutst en leerde de lat niet steeds van bij aanvang zo hoog te leggen, maar tevreden te zijn met geslaagde experimenten. Daarnaast was Budapest Backwards, met zijn verhaal over een integrerende buitenlander, ook een goed verwerkingsproces voor mezelf. Ik kreeg hulp van Karel die uit België overkwam, van twee mooie acteurs en ook van Amber Bordewijk, met wie ik al eerder videoreportages maakte voor HongarijeVandaag.nl, en die later ook onschatbare hulp leverde bij de creatie van mijn volgende, Hongaars gesproken, kortfilm. ‘Fekete Hajnalka’ was de oorspronkelijke titel van het script, en later werd het ‘Agymenés’. Op een of andere manier bleek ik de crème de la crème van de Hongaarse filmscene probleemloos voor mijn kar te kunnen spannen, vaak zelfs kosteloos, en op 14 februari 2012 gingen we dan ’s ochtends vanaf 4u op het besneeuwde Margiteiland filmen[4].

Acculturatie. Ik weet niet of ik verder kwam dan dat stadium, maar in elk geval heb ik mijn Hongaarse hoofdstuk in een opwaartse beweging voorlopig halt gezet. Voorlopig. Nu woon ik in Finland, niet omwille van een of andere beroepspassie maar weliswaar uit vrije keuze. Ik ben zeer sceptisch vertrokken en voorlopig valt het me beter mee dan verwacht. Mijn Finse curve is alvast anders begonnen, we zien wel hoe het verder verloopt. Want ja, ik voel Hongarije in mijn hart. Ja, ik ga nog heel vaak terugkeren. Ja, misschien voorgoed ooit.[5]





[1] Acculturatiecurve naar Furnham en Bochner (1986), uitgewerkt door G.J.G. Hofstede in Allemaal andersdenkenden. Omgaan met cultuurverschillen, Contact (blz. 159), Amsterdam, 1993
[2] Met uitzonderlijke dank aan Eszter Làtos
[3] Later zou ik ook een filmworkshop aan de ELTE geven, met dank aan de onvermoeibare Orsolya Réthelyi.
[4] Met eeuwige dank aan Noel Villers, nogmaals Amber Bordewijk, Zsolt Nagy, Gàbor Balàzs, Màtyàs Erdély, nogmaals Eszter Làtos, Mariette Harms en Peter Thijssen. Voor meer info over de film zie www.agymenes-shortfilm.blogspot.com
[5] Als die klotepremier weg is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten